
Soorten besturing werktuigendrager
Werktuigendragers zijn handig en veelzijdig: ze zijn multifunctioneel inzetbaar. Om die veelzijdigheid doeltreffend te kunnen inzetten, is wendbaarheid op stoepen en het openbaar groen belangrijk. Er zijn twee soorten stuursystemen op de markt: knikbesturing en achterwielbesturing. Wat zijn de voor- en nadelen van deze twee stuurtechnieken?
Knikbesturing
Een werktuigendrager met knikbesturing bestaat uit twee delen: een voortrein met daaraan de vooras, de fronthef, diverse externe aansluitingen en een cabine voor perfect zicht op de werkzaamheden. Het achterste deel biedt plaats aan de motor of – in het geval van een elektrische werktuigendrager – aan het accupakket en diverse opbouwmogelijkheden. Het chassis bestaat dus uit twee delen met vaste assen met daartussen een knikpunt met cilinders voor de besturing. Ook is er hier vaak een pendelconstructie, zodat alle wielen op ongelijk terrein aan de grond blijven.

Het voordeel van knikbesturing is dat de machine volledig spoorvolgend is: de achterwielen rijden in een bocht exact door hetzelfde spoor als de voorwielen. Past het voorste deel van de machine tussen de paaltjes door, dan geldt dat ook voor het achterste deel. Daarnaast volgt een machine met knikbesturing beter de bewegingen van het werktuig voorop de werktuigendrager. Wie regelmatig op een minishovel heeft gereden, voelt zich al snel thuis op een machine met knikbesturing. Voor nieuwe chauffeurs is het vaak wennen, vooral bij het achteruitrijden en zeker bij een aanhanger. Een achteruitrijcamera biedt soelaas.
Achterwielbesturing
De constructie van een werktuigendrager met achterwielbesturing is wat eenvoudiger. Het frame met daarop de cabine en motor – of accupakket – bestaat uit één geheel. De vooras is star en de achteras kan pendelen en is voorzien van fuseebesturing. Dankzij de pendelende as houdt de wielen contact met de ondergrond. De achterkant zwenkt bij het sturen wat uit – in kleine ruimtes is dat soms wat lastig. De sturende achterwielen lopen in de bocht niet in het spoor van de voorwielen. De complete draaicirkel is ook wat groter dan bij een voertuig met knikbesturing.

Bij het achteruitrijden werkt de besturing wat eenvoudiger dan knikbesturing. Om voldoende stuuruitslag te krijgen, zijn de achterwielen vaak iets kleiner dan de voorwielen. Een machine met achterwielbesturing is vooral geschikt voor chauffeurs die in het maaiseizoen veel tijd doorbrengen met het maaien van parken en plantsoenen. Omdat die machines vaak ook voorzien zijn van achterwielbesturing is de overstap naar een werktuigendrager met achterwielbesturing eenvoudiger.
Twijfelt u over welk type besturing het beste bij uw bedrijf of (overheids-)instelling past of welke stuurtechniek de voorkeur heeft van uw personeel? Vraag dan een demonstratie aan van beide modellen en ontdek welk model en welke besturing het best past bij uw situatie.